Het zal je niet ontgaan zijn: een beroemd kunstenaar plakte met tape een banaan tegen de muur en aan dat object hing een prijskaartje van meer dan een ton.

Toevallig schreef ik een paar jaar geleden een column over kunst. Enjoy:

Een goeie, inmiddels overleden kennis van mij – hij heette Pier – was kunstenaar. Toen ik voor het eerst zijn woonkamer binnenkwam werd ik gegrepen door een onregelmatig, hier en daar geplooid wanddoek met rafelige randen ter grootte van ruim drie bij twee meter. Alle tinten verweerd koper, van licht tot donker, fascinerend in elkaar overlopend met hier en daar een zweempje zwart en groen, hielden me in de ban. Ik vroeg met open mond: “Hoe heb je dat gedaan?” Hij lachte galmend en zei vervolgens: “Dit is landbouwplastic dat ik in een sloot vond. Het had er blijkbaar lang gelegen, want het was op de een of andere manier helemaal geoxideerd.”

Pier had er niets aan hoeven doen. Zijn enige ‘inspanning’ was het opmerken van de schoonheid. Dat was meer dan voldoende.

Dan toch weer de eeuwige vraag: wat is kunst?

Kunst mag van mij choqueren. Op een groepstentoonstelling had een van de deelnemers een houten stemhokje neergezet, compleet met gordijn en rood potlood aan een touwtje. Dat was zijn bijdrage. Daar hou ik wel van, de bezoeker door elkaar rammelen en met vragen laten zitten. Dan kan ik het ook niet laten…een experiment. Dus ik haalde een parapluutje uit mijn jaszak, klapte het open, legde het op de grond, vouwde een papiertje waarop ik schreef ´INSTALLATIE; PARAPLU – MAARTEN BRORENS, NED. 1996´ en plaatste dat ervoor. Ik trok me terug in een hoek en zag bezoekers eerbiedig peinzend er omheen cirkelen. Laat ze er maar wat van vinden. Ik hoorde ze mompelen van ´conceptueel´ en ‘contemporain’. Quasi-intellectueel gelul, dus.

Ik op mijn beurt wist niet wat ik moest denken toen ik in een vooraanstaand museum voor een klein vierkant paneeltje stond, dat op het eerste oog gewoon wit was geverfd. Slordig weliswaar, want hier en daar zag je nog blank hout. Links ernaast hing een A4tje tekst waarin uitgelegd werd wat ik zag of diende te zien. Rechts een bordje waarop de museumdirectie meldde dat dankzij enkele fondsen, instellingen en bedrijven dit werk verworven had kunnen worden. Van het aankoopbedrag zou een kinderrijk gezin heel wat jaren comfortabel kunnen leven.

Op een thema-expositie beleefde ik een soortgelijke ervaring. Alwéér een klein paneel, maar nu rechthoekig en pikzwart geverfd! Ik zag echter alleen een foto van het honderd jaar oude kunstwerk. Het origineel, zo meldde de verklaring, was te kostbaar om overgebracht te worden.

Tsja, als ik vind dat ‘kunst mag choqueren’, dan heb ik dit soort zaken ook te accepteren. Dan mag ik breedsprakige theorieën bestuderen in een zoektocht naar het ‘waarom´.

Waarom weet ik niet, maar Pier dronk. Heel veel. Totdat zijn lijf het welletjes vond en ermee ophield. Een jaar daarna was er een overzichtstentoonstelling van zijn werk. Het op één na laatste schilderij was overwegend zwart, met alleen onderin de rechterhoek een piepklein plekje waar nog wat licht uit tevoorschijn kwam. Het laatste doek dat hij voltooide was volledig zwart. Ik stond er met vochtige ogen en een dikke keel te denken aan een uitspraak van Karel Appel: “Als je naar een goed doek kijkt, dan houd je je bek!”

Foto®Parkstad Actueel/Lucho Carreno

Geef een reactie