2 december 2024

Leenhof Schaesberg – Wanneer ingenieur Henri Sarolea in 1886 terugkeert uit Nederlands-Indië, beseft hij dat de tijd rijp is om Zuid-Limburg te ontsluiten met een spoorlijn tussen Sittard en Herzogenrath via Heerlen. Op zijn pad vindt hij de gebroeders Carl en Friedrich Honigmann uit Aken, die concessies gekocht hebben om in dit gebied steenkool te gaan delven. Hun samenwerking legt de basis voor de Zuid-Limburgse mijnindustrie die de regio voor goed zal veranderen. Vanaf 1900 ontwikkelen zowel de particuliere mijnen als de Staatsmijnen zich in hoog tempo en al snel kan Zuid-Limburg niet meer in voldoende arbeidskrachten voorzien. Het gevolg is een aanwas van arbeiders uit alle windstreken, die de bevolkingsaantallen in de oude mijnstreekdorpjes explosief doet stijgen. Er worden grote woningbouwprojecten gestart om de mijnwerkersgezinnen te huisvesten, de bekende mijnwerkerskoloniën. Meestal verrijzen ze op enige afstand van de bestaande dorpskernen. Niet alleen omdat de grond daar goedkoper is, maar ook omdat de invloedrijke kerk aanvankelijk weinig van het vreemde mijnwerkersvolk op heeft.

Het gaat goed met de zogenaamde Oranje-Nassau mijnen van de gebroeders Honigmann. In 1904, vijf jaar nadat de O.-N. I mijn te Heerlen zijn deuren opende, is de O.-N. II mijn te Schaesberg klaar om in productie te gaan. De O.-N. mijnen bouwen mijnwerkerskoloniën in Heerlen en Schaesberg. Mijnwerkerskolonie Leenhof komt tussen 1905 en 1918 gefaseerd tot stand. In fase I t/m IV worden de woningen nog in blokken aan een rechtlijnig stratenpatroon gebouwd. Wanneer tussen 1914 en 1918 echter ‘Woninggroep Schaesberg’ ten zuiden van de spoorlijn verrijst, ontstaat een knus dorpje met een grote variëteit aan huizentypes, gegroepeerd aan een speels stratenpatroon met een ‘karrenwiel’ als centrum.

Wat alle woningen in Leenhof gemeen hebben, is hun bijzondere architectuur. Opvallend is vooral het veelvuldig toegepaste contrast tussen accenten in baksteen en pleisterwerk. Ook de rode pannendaken met in blauwe pannen gelegde ruitpatronen springen meteen in het oog. Tegenwoordig noemen we deze unieke bouwstijl de ‘Lotharingse stijl’.
Na de mijnsluitingen in de jaren ’70 komen de woningen in particuliere handen. De rode en blauwe dakpannen hebben kort daarvoor plaats moeten maken voor betonpannen. Veel van de hoge schoorstenen die de daken sierden worden afgebroken. In de loop der tijd verdwijnt de uniformiteit omdat iedereen naar eigen smaak en budget iets aan zijn woning en tuin toevoegt. Omdat de woningen klein zijn, verrijzen bovendien de nodige aan- en bijgebouwen op de percelen. Toch zijn door medewerking van de gemeente hier en daar weer wat oorspronkelijke elementen terug gekeerd. Het gaat om zaken als kozijnen, boeiboorden en de kenmerkende pannendaken. Al met al blijft Leenhof een herkenbaar en bijzonder stuk mijngeschiedenis dat iedere architectuurliefhebber eens zou moeten ervaren. Niet minder bijzonder zijn bovendien de opzichters-, ingenieurs- en mijnwerkerswoningen in de buurt ’t Eikske, dichtbij de locatie van de verdwenen O.-N. II mijnzetel.

Tekst en foto vvvzuidlimburg

Geef een reactie