Voor de mijnwerkers: Ik wilde dit even kwijt..

Foto: Peter Trompetter Fotografie
Ik was foto’s aan het verwijderen toen ik deze tegenkwam—gemaakt vlak voor de aftrap van Roda JC – Emmen. Een moment dat me niet meer losliet. Het zette me aan het denken, en kan het niet laten om mijn oprechte mening te delen. Het had andersom moeten zijn. Ze stonden daar. De echte koempels. Oud-mijnwerkers. In een erehaag. Niet voor zichzelf, maar voor de spelers van Roda JC. Mannen die ooit afdaalden in de mijn, met hun leven als inzet. Die Limburg bouwden met hun blote handen. Die symbool staan voor arbeid, opoffering, kameraadschap.
Tussen hen ook enkele mijnwerkers-reenactors—symposanten die het leven van de koempels levend houden. Met hun kleding, houding en verhalen eren zij een tijdperk dat nooit vergeten mag worden. Maar op die vrijdagavond klapten zelfs zij voor een elftal dat zelden de kolengruisgeur kent, laat staan de betekenis ervan.
De spelers van Roda JC hadden in een haag moeten staan.
Ze hadden hun hoofden moeten buigen voor de mensen die het fundament hebben gelegd voor alles wat deze club ooit was. Zonder de koempels was er geen Roda JC. Zonder de mijn geen Parkstad. Zonder hun opoffering, geen identiteit waar we zo trots op zeggen te zijn.
Maar op die bewuste vrijdagavond van 11 april stonden de koempels en de symposanten in mijnwerkerskleding te klappen voor een elftal dat speelt in shirts bedrukt met sponsors, op schoenen die meer kosten dan een weekloon van toen, met kapsels die vaker in de spiegel liggen dan in het kolengruis.
Ik wil geen afgunst zaaien. Geen generatie tegenover een andere zetten. Maar wel even rechtzetten wat rechtgezet moet worden. Eer wie ere toekomt. En dat zijn de mannen met de zwarte longen, niet de voetballers met gouden noppen.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.